Tante M. Deel 2: Kerken, katten en categorieën.

Ik val bijna van mijn stoel wanneer ik een snel reactie krijg van Georgina van St Francis. Ja, schrijft ze, het IS haar en Ja, ze leeft nog en Ja, ik heb met haar gebeld en ze zit hier naast mij terwijl ik jou dit e-mail schrijf. Aunty Marthe dicteert: ‘Ik ben spring levend, behalve een paar kleine mankementjes. Georgina schrijft voor Marthe: ‘mijn knieën zijn niet wat ze waren, maar anders voel ik me prima’. Ze heeft geen e-mail adres en enkel een oude GSM, dus we communiceren via Georgina en SMS over de komende vier maanden. Haar Sms’n zijn hilarische, vol rare personages die blijken katten te zijn. Ze heeft het over ET’s en Gremlins die haar woorden opeet. Ze bedoelt de spel checker en technologie in het algemeen. Ze heeft een heel eigen taal gebruik. Ik vind mijn Meter nu al leuk.

Ze stuurt me een SMS: “Vind het spannend om je te ontmoeten, maar er is geen manier om tijd sneller te doen lopen om elkaar rapper te zien. We zien elkaar bij St Francis Kerk om 9u en we gaan uit elkaar om 16u zodat ik het verkeer kan missen om op tijd bij Miss Molly te zijn”. Ik zoek de kerk op via google street view, zodat ik het kan erkennen.  Ik wil tegen de Uber chauffeur kunnen zeggen, zet me hier af. Zelfs dan twijfelt hij om me af te zetten bij een lege kerk gebouw en brengt me naar de Portier van de Maeyersdael Estate. Wie staat daar te kletsen met de Portier? Aunty Marthe. Haar zwarte haren zijn wit geworden, Ze  loopt voorovergebogen met moeite en gaat nog steeds gekleed in jeans en een witte rolkraag. Ik herken haar onmiddellijk.

St Francis of Assisi is in Alberton, zuidelijk Johannesburg. De kerk is aan de rand van een bescheiden estate vol verzorgde huizen. Dit is Sandton niet, maar weer zijn er vrouwen met maandjes, schorten en berets die naar de huizen toe wandelen. Er zijn mannen in blauwe overals die onderhoudswerken uitvoeren langs de straat randen en een pick up truck met de slogan ‘Mshume’s Vuilbakken kuis firma’. Een man heft twee vuilbakken op zijn aanhangwagen en  begint ze uit te kuisen met water en sponsen. De nieuwe Zuid Afrika is degelijk anders geworden in de laatste vijf-en-twintig jaar, maar het zijn nog steeds zwarte mensen die werken in de huizen van voornamelijk witte mensen. De kloven in de nieuwe Zuid Afrika zijn economische en op basis van klasse maar alles is nog steeds geracialiseerd.

We zitten en drinken thee in de tuin van de kerk. Ik luister naar verhalen over haar leven en over mijzelf als baby. Ze geeft me palm blaadjes, zelf geschreven gebeden en kleine bewaarengelen met kraaltjes voor alle vrouwen in mijn leven. Ze zegt, Ik probeer je niet te bekeren, ik wil je gewoon laten weten dat ik voor jou zal bidden vanaf nu. Geef die dingen aan jouw moeder, wil je? Van mij? Ik geef haar Belgische chocolade. We rijden naar de OK Bazaar en ze trakteert me op lunch. Mijn Meter en ik zitten samen in haar auto en en eten met onze handen. We parkeren aan een groene berm langs de baan achter de kerk. Ze is 80, Ik ben 46. We hebben elkaar 40 jaar niet gezien.

Haar auto zit prop vol, een frigo box, een wandelstok, een trui gekocht in 1994. Op de dashboard plakken houten kruisjes: ‘God is liefde’ & ‘Engelen waken over jou’. Ze speelt een CD met keltische muziek, waarmee we snel door hebben dat zij van doedelzakken houd terwijl ik een hekel aan ze heb. We zijn allebei van schotse afkomst op een gelijkaardige manier, daar niet geboren, nooit gewoond, maar opgevoed om toch schots te voelen. Er zijn kleine prullaria en brillen dozen in elke handschoenkastje: ‘dat is mijn reserve bril. Dat is mijn andere reserve bril. Dat is mijn reserve-reserve bril’.

Dominee Aunty M., mijn Meter, is de eerste Vrouwelijke Anglicaanse priester die gewijd wordt in de Johannesburg regio. Hier is ze heel trots op. Dit is na een lange carrière als lagere school leerkracht. Tante Marthe wil niet trouwen. Mensen met niets beter te doen zouden haar een oude vrijster noemen. Voor dertig jaar woont ze als alleenstaande vrouw in de hostel voor jongens en meisjes die bij de school hoort. Deze kinderen zijn geplaatst door Johannesburg district jeugdrechtbank. Zij of hun ouders hebben iets mispeutert of ze zijn wezen. Deze kinderen houden van Tante Marthe. Ze herstelt al hun speelgoed en speelt verschillende sporten met hen in het weekend. Ze wordt ook de school bibliothecaris. Iedereen van Bethal met wie ik praat kent haar nog. Gerjen, nu een vijftiger, vertelt, ‘Eens verstopte ze me in de Bibliotheek, zodat de grote jongens me niet zouden vinden. Ze was bang van niemand!’. Charlotte herinnert haar dat ze heel luid kon niezen, en niet een keer maar altijd drie keer.

Tante Marthe gaat naar Germiston Girls High, dan studeert ze voor leerkracht lichamelijk opvoeding in Johannesburg in de jaren 50. Ze wil onafhankelijk zijn, niemand die haar zegt wat ze moet doen, zeker geen man. Als haar broer haar vraagt om zijn hemd te wassen, negeert ze hem. Als haar moeder vraagt waarom ze zijn hemd niet wil wassen, zegt ze, hij zei geen alstublieft. Haar broer blijft vragen wanneer ze zal trouwen. Ze zegt, ‘als je me nog een keer vraagt, ga ik je slaan met een cricket bat!’ Hij vraagt het nooit meer. De directeur van Laerskool H.M. Swart wil haar iets vragen maar een mannelijke collega zegt “Sy sal jou donner!”,ze zal op je bakkes slaan. ‘Ik weet niet hoe ze zo een beeld van mij krijgen’, zegt ze; ‘ Ik pik gewoon geen zever van mannen, niet toen en nu ook niet. Ik heb nooit begrepen hoe een man meer betaald kan worden voor hetzelfde werk als een vrouw. Ik werkte dubbel zo hard als mijn mannelijke collega’s. Wist je dat hun vrouwen hun papers verbeterde terwijl zij rugby of golf speelde heel de dag? Ik was niet op mijn mondje gevallen over zulke zaken, maar ik heb nooit iemand geslagen, nooit.’ Een vrouw in de jaren 60, 70, 80, 90, laten we eerlijk zijn, het is nog steeds zo, die geen interesse heeft in mannen, die ze zelfs niet ziet staan tot ze erover struikelt, die is agressief. Wie niet onderdanig is, is agressief. ‘Ik heb geen tijd voor relaties’, zegt ze. ‘Ik wil gewoon mijn leventje kunnen leiden, mijn werk goed doen en een boek op mijn gemak uitlezen. Is dat zo veel gevraagd?’

Als ik zeg dat ze een Feministe is, zegt ze: ‘och nee, de die zijn linkser dan de overheid!’ Ik weet even niet wat zeggen. Ik pols naar haar gedachten over de huidige overheid en de politiek in Zuid Afrika momenteel. ‘Ik kijk naar de nieuws, ik lees de kranten’, zegt ze, ‘Het gaat allemaal naar de vaantjes. ‘Ze’ weten niet hoe ze een land moeten regeren. ‘Ze’ geven enkel jobs naar hun maten en familieleden, puur corruptie! Ken je Zuma? En de Gupta familie? Zuma heeft een gigantische huis gebouwd voor zich zelf en al zijn vrouwen. Met geld van de overheid! Er is geen elektriciteit meer! Escom verkoopt onze beste coal naar de Chinezen en maakt onze energie centrales kapot met de afval. Het is een ramp!’ Ze is niet de eerste persoon die me dit vertelt. Mensen gebruiken altijd dezelfde voorbeelden om hun punt te maken en zowel zwarte als witte Zuid Afrikanen zijn zeer kritisch over de ANC overheid. Maar het is haar gebruik van ‘Ze’ die er uitspringt. Ze praat over ‘de zwarten’ en zegt dat ze ‘anders’ van ‘ons’ zijn. Ze denkt, zoals veel mensen nog, in geracialiseerde categorieën.  Het zijn voornamelijk witte Zuid Afrikanen die hier termen uit de Apartheid era such as ’the coloureds’ or ’the blacks’ nog steeds gebruiken. De zwarte mensen waarmee ik praat schuiven en hernoemen zaken in een zoektocht de taal te hervormen en de machtsverhouding te herschikken bvb ‘de  zogenoemde ‘coloureds’ of ‘mensen van Westen Cape die IsiXhosa spreken’. Mijn Meter zegt ‘een Zulu zal nooit werken onder een Sotho of een Xhosa. Ze willen altijd de BaasBoy zijn.”. Ik krimp ineen met het woord ‘BaasBoy’. Ik denk aan alle volwassen mannen die nog steeds ‘boy’ genoemd worden en het gevoel is er weer. Het gevoel die ik probeer onder woorden te brengen. Het gevoel om deel uit te maken van een systeem en groep mensen zo zeker van onze ‘natuurlijke’ superioriteit dat we iedereen en alles zien en benoemen als inferieure stukjes in onze zelfgemaakte puzzel. “ik heb respect voor ‘ze’’ zegt ze, ‘als we maar respect voor elkaar hebben, kunnen we goed overeen komen in de nieuwe Zuid Afrika.”

Ik breng twee volle dagen door met mijn Meter in Alberton. Als ik thuis ben na de eerste dag, schrijf ik haar een brief. Ik wil haar vertellen dat we het niet altijd met elkaar eens zullen zijn. Ik wil dat ze weet wie ik ben en wat ik belangrijk vind. Op de tweede dag wil ik graag meer doen dan  glimlachen, vragen stellen en zwijgen. Ik wil dat ze me echt leert kennen en misschien wil ik ook afstand nemen van sommige van haar ideeën, al weet ik dat ze een product is van haar omgeving en haar tijd. Ik vraag me ook af: Hoe veel van mij reactie is geworteld in schaamte? Schaamte omdat ik hier zelf als kind gewoond heb onder het apartheid regime. Ik wil deze vragen doorgronden. Ik wil begrijpen en niet oordelen. Als ik haar vraag wat ze nog weet van de apartheid era, zegt ze: ‘Het was niet allemaal slecht. De straten werden goed verzorgd en de vuilkar kwam op tijd” Net als ik denk, wacht even, je kan dat niet zeggen, het WAS allemaal slecht, het was ALLEMAAL SLECHT…ze springt naar een nieuwe onderwerp, namelijk katten!

Ze vertelt, ‘We mogen geen huisdieren in onze appartement hebben, maar als Linky Plinky onder mijn stoel springt, of in mijn bed kruipt, kan ik er iets aan doen? Nee, ze ziet me graag, wat kan ik zeggen!’ Ze zorgt voor een kat van een ex-collega terwijl hij en zijn vrouw op safari zijn. Tante Marthe en Miss Molly zijn beste maten. Ze houdt van Miss Molly en Miss Molly houdt van haar. Ik zie precies waarom Linky Plinky en Miss Molly houden van deze bijna tachtigjarige dame. Ze heeft een fonkel in haar ogen, een intelligente, stoute nieuwgierigheid en veel levensvreugde. Als ik haar vraag, waarvan wordt je gelukkig? zegt ze, ‘Dat ik nog leef!’ gevolgd door ‘Ik ben bijna 80 hé!’

Als ze moet recht staan, haalt ze diep adem en telt ze een paar keer tot drie. Ze zingt haarzelf recht. Wandelen is niet eenvoudig. Ze wacht op een knie operatie. Ze wil alles weten over mijn leven en zegt af en toe, ‘ach, dat ik zoveel van jouw leven gemist heb en dat jij zoveel kerst en verjaardagscadeau’s nooit zal krijgen.’ Ik moet lachen. We zullen het niet eens zijn over alles, maar ze is mijn cadeau. De enige, echte fonkelende, kattenliefhebber met korte haren en stevige schoenen. Zonder het ooit te weten, is ze al lang een bewaarengel in mijn leven geweest. Merci Tante M.

Tante M. Deel 1: Wie is deze vrouw?

Tante M. is mijn Meter. Laten we haar Marthe noemen. Mijn moeder ontmoet Tante Marthe in de jaren 70. Ze zijn  collega’s en geven les bij Laerskool H.M. Swart in Bethal. Ze zijn twee van de drie Engelstalige leerkrachten in de kleine Engelstalige gedeelte van een Afrikaanse school in een Afrikaanse mijnbouw stadje. Bethal bevindt zich nu in de provincie Mpumalanga. Vòòr 1994, op de oude landkaart van Zuid Afrika, noemt dit de Transvaal. De NG Kerk Bethel Oos (Nederduitse Gereformeerde Kerk, Bethel Oost) benoemt het nog de ‘Ou Transvaal’ op hun website en ook in hun harten. De school directeur spreekt weinig Engels en mijn moeder spreekt weinig Afrikaans, dus als er een officiële aankondiging uit de luidsprekers klinkt, lopen Marthe of Jenny  de klaslokaal binnen van ernaast om te vertalen.

Ik groei op met de gewoonlijke foto’s van mezelf als baby aan de ververstafel, in een doopkleedje, poep-schuifelend op een oud tapijt, in een oranje bloemetjeskleed met een oranje stoffen bloemetjeszonnehoedje samen met mijn oma en mijn moeder, die ook stoffen bloemetjeszonnehoeden dragen. Er zijn rode knobelachtige bergen in een grote kring achter ons. Mijn eertse vraag is altijd: Waar zijn we? Waar wonen we als dit foto genomen is? Hoe oud ben ik? Ik probeer mijn eigen route als kind te traceren. Het is tijd om de rode stippellijnen van mijn migraties op een kaart te tekenen. In veel van deze foto’s; als baby in een stoffen pamper, etenstijd in de kinderstoel, mijn eerste stappen in de tuin, is er een grote, stevig gebouwde dame met kort zwart haar, die een of andere combinatie van zwarte broek en witte rolkraag draagt. Dit is Tante Marthe, mijn Meter. Blijkbaar neemt ze me mee op zaterdagen om mijn ouders wat rust te gunnen. De oude Afrikaanse tantes van de keuken in de hostel waar ze woont verwennen me met pudding en koekjes. We hebben de ‘Just in case case’ mee, de eventualiteitenkoffer, voor als ik een ongelukje zou krijgen. De eventuatliteitenkoffer is legendarische in onze familie.

Mijn ouders verliezen tante Marthe uit het oog in de jaren 80. Toen had ik andere katten te geselen, zoals de puberteit, maar nu wil ik weten wie die vrouw is in al die oude foto’s. Ik wil weten wie de persoon is achter de verhalen. Wie is mijn mysterieuze Meter?

Het Post in Zuid Afrika is niet zo betrouwbaar en wij blijven verhuizen om de twee jaar, dus veel van mijn ouders hun vrienden met wie ze sporadische jaarlijkse contact hebben verdwijnen uit hun adresboek. Mijn ouders hebben ook weinig e-mail adressen van mensen van vroeger. Hoe moet ik beginnen zoeken?

Sociaal media, wat anders? Mijn ouders geven me een aantal namen van hun vrienden in Bethal. Ik begin daarmee online op te zoeken. Elsie en Hein en hun dochter Charlotte, die even oud als mij moet zijn. Ik vind Elsie snel via die bekende sociaal media site die we niet zullen benoemen maar waar iedereen beste maten met elkaar zijn. Ze post daar regelmatig positieve boodschappen en foto’s van golf spelende mensen. Ik stuur haar een vriendschapsverzoek en een bericht met uitleg over wie ik ben, dat ik binnenkort op bezoek kom en dat ik mijn Meter, Marthe, zoek. Ik ga verder met zoeken. Ik scroll door alle vrienden van Elsie en zoek haar dochters. Ik vergelijk gezichten met familie foto’s op de pagina van Elsie en Bingo!

Elsie’s dochter Charlotte heeft een nieuwe achternaam, maar ik herken haar gezicht van een oude foto van ons in de jaren 80 bij Bethal dam. In de foto maken we ons klaar voor een feestje. Charlotte draagt een zelf gemaakte paars en blauw deux-pièce’ke, Ik wat lijkt op een grote T-shirt met een witte riem. We zijn ongeveer 14 en kijken geschminkt naar de camera. Ze pronkt, ik ben precies een konijn in de koplampen. Nu is ze een getrouwde winkel eigenaar met twee zonen in Jo’burg. Ik stuur haar ook een vriendschapsverzoek en bericht. Ze reageert, haar moeder ook. ‘ja zeker, we kennen jullie nog, Hoe is het met de familie? Zo jammer dat we jullie niet meer konden bereiken,…’. Elsie en Hein wonen nog steeds in het huis die we veel bezoeken als kinderen in de jaren 70. We chatten online en via e-mail. Ik vertel over mijn zoektocht naar Tante Marthe. Ze kennen haar nog maar weten niet meer waar ze woont. Ze vertellen dat ze actief was in de Anglicaanse kerk in Bethal en denken dat ze terug verhuisd is naar Jo’burg. Ze hadden  gehoord dat ze mogelijks priester geworden is. Een priester? Dat had ik niet zien aankomen.

Dit is de enige clue die ik heb. Mijn moeder vertelt dat de ouders  van Marthe vroeger in Germiston in Jo’burg woonden. Ik duik in google en beland bij ‘My Anglican.org’ een website van de Anglicaanse kerk in Zuid Afrika met lijsten van alle kerken en priesters en hun e-mail adressen online. Kei handig! Ik scroll door alle kerken in de Johannesburg regio. Ik vind een kerk in Kathlehong, die ‘plaats van succes’ betekend en ook de tweede grootste informele sloppenwijk en ex-township is, na Soweto. De kerk heet St Francis of Assisi Anglican Church. Mijn moeder zei ooit dat ze dacht dat ze ongeveer 10 jaar ouder dan haar zou zijn en dus ongeveer 80 jaar! Zou ze nog leven? denk ik even. Ik vind twee namen voor priesters op pensioen. Allebei hebben hetzelfde en de juiste achternaam, een Marthe en een Mary. Hoe Bijbels, denk ik. Zou dit haar kunnen zijn? Heeft ze een zus die ook priester is?

Ik stuur een mail naar een van de medewerkers van de kerk, Georgina, met een paar van die oude foto’s: ‘Ze is die grote vrouw links en ik ben de peuter’. Het voelt even onwennig om oude familie foto’s te sturen naar een wild vreemde mens aan de andere kant van de wereld. Het is een gok, maar ik heb niets te verliezen. Het wordt waarschijnlijk niets.